Het idee voor deze tekst komt voort uit de vraag wat de culturele oorsprong is van het relativisme-atisme dat in de westerse samenleving aanwezig is in relatie tot de bio-ethiek. Deze principes zijn terug te vinden in de filosofische interpretatie van de figuur van Jezus Christus. De hermeneutische criteria voor het ontcijferen van de bio-ethische kwestie zijn vandaag de dag vooral - en niet alleen - te vinden in de christelijke filosofieën van Kant, Hegel, Nietzsche, die hun oorsprong vinden in de lutherse visie op Christus en die hebben geleid tot de ontwikkeling van een visie op het leven alsof God niet bestond. Waarom dan niet als alternatief het idee van het leven in het perspectief van het bestaan van God voorstellen, geopenbaard door Christus, omdat een wereld zonder de God van Christus een wereld tegen Christus is, dat wil zeggen, een wereld tegen de mens, tegen het leven van de mens. De door Christus geopenbaarde God heeft dus iets te maken met mijn bio-ethische keuzes: Hij is de referentie voor mijn bio-ethische onderscheiding, want Christus is de waarheid over het leven van God en de mens, die bestaat uit liefde voor het leven, elke vorm van leven, op elk moment van zijn menselijke ontwikkeling. 3